Wij hadden laatst schilders over de vloer. Wat doe je dan als thuiswerkend tekstschrijver? Je maakt eens een praatje met de heren. Toevallig had ik in diezelfde week een afspraak met onze hypotheekadviseur, om te kijken of wij ook eens zouden kunnen profiteren van de lage rentestanden.
Wat me opviel: met de schilders praatte ik op een volslagen andere manier dan met onze hypotheekman. Beroepsdeformatie of niet, maar ik vroeg me toen wel meteen af hoe we dat schrijvend oplossen. De lezer staat immers niet naast je om een rechtstreeks gesprek te voeren?
#ChronischGronings
Je moet weten dat ik in het plat ben opgevoed. Thuis spraken we alleen in dialect. Het Oost-Gronings zal het officieel wel heten, wij noemen het thuis het Konings. Al woon ik alweer jaren met veel genoegen in Twente, ik blijf me Groninger voelen. #ChronischGronings, noem ik dat.
De schilders spraken met een duidelijk Twentse tongval. Net als het Twents is het Gronings een Nedersaksisch dialect. Het kostte mij niet alleen geen enkele moeite om ze te verstaan, ik betrapte me er na een tijdje ook op dat ik automatisch met een accent ging sprek’n. En hoewel het geen koetjes-en-kalfjes-gesprekken waren, ging het wel over onderwerpen die je aan schilders koppelt: voetbal, muziek en het gezinsleven passeerden de revue.
Afijn, ik kwam dus later die week bij de hypotheekman over de vloer. Een vlotte joviale prater, zonder hoorbaar accent. Frappant genoeg maakte ik mij zijn manier van praten snel eigen en we hadden een geanimeerd gesprek. Hier ging het meer over de woningmarkt, banken, verzekeringen én … het gezinsleven.
Het gesprek: een wisselwerking
Zo paste ik me automatisch aan het taalgebruik, de manier van spreken en het onderwerp van mijn totaal verschillende gesprekspartners aan. En ook zij probeerden zich te verplaatsen in mijn taalgebruik en belevingswereld. Zo voer je immers over het algemeen een gesprek, het is een wisselwerking.
Schrijven: eenrichtingsverkeer?
Dat wat ik hierboven beschrijf over de mondelinge conversatie, doen wij als tekstschrijvers elke keer weer op papier of scherm. Alleen, bij ons komt die wisselwerking van één kant. Zo lijkt het eenrichtingsverkeer. Maar ons doel is wel om de lezer aan te spreken, om in zijn taal te schrijven. Onze opdrachtgever vertrouwt erop dat wij dat op de juiste manier doen.
Daar hebben we – buiten onze schrijverskwaliteiten – de nodige tools voor. Net als de schilders en de hypotheekman hun standaardrepertoire hebben om een gesprek op gang te brengen of te houden. Ik wil er hier twee noemen die ik vaak gebruik bij webteksten.
De tools van de tekstschrijver
Vooraf inschatten van de kracht van mijn woorden doe ik door goed onderzoek te doen naar zoektermen. Schrijf ik teksten voor een website, dan slinger ik mijn betaalde versie (die veel meer functionaliteiten biedt dan de voor iedereen te gebruiken gratis versie) van Keywordtool.io zeker aan om erachter te komen wat mijn lezers zoeken en met welke termen ze dat doen.
Niet dat ik een 100% betrouwbare Ome Google-Tevredenheidsgarantie kan geven – dat kan geen enkele seo’er! -, maar wel omdat ik zeker wil weten dat ik geen kans laat glippen. Want wie weet dat een ander synoniem van mijn zoekterm wel veel herkenbaarder is voor mijn lezers.
Persona
Een andere methode die ik zeker bij webteksten gebruik om de dialoog met mijn lezer te zoeken, is het componeren van een persona. Samen met mijn klant bepaal ik wie de lezer van de tekst moet zijn: is het een hij of een zij, wat is de leeftijd, het opleidingsniveau en de functie van die persoon en zelfs de politieke voorkeur en hobby’s kunnen een rol spelen. Die ideale klant van mijn opdrachtgever probeer ik met mijn teksten rechtstreeks aan te spreken. Bijvoorbeeld door terloops zijn of haar exacte functie in de tekst te verwerken, of door een specifieke en rechtstreekse vraag te stellen.
Allemaal met de bedoeling om mij in de lezer van mijn tekst te verplaatsen, om zo een ‘eenrichtingsdialoog’ tot stand te brengen. Om hem of haar te inspireren, te informeren en bovenal te motiveren om te converteren. Zodat mijn klant weer goede woorden over mij kan spreken bij zijn relaties. En natuurlijk mijn factuur betaalt, zodat ik de hypotheek van én het schilderwerk aan mijn huis weer kan betalen.
En om met deze tekst ook de dialoog met jou te openen: heb jij andere tips hoe je tot de taal van jouw lezer in jouw tekst terug laat komen? Ik ben nieuwsgierig: noem ze hieronder gerust.
José de Vreede zegt
Schrijven als dialoog met de lezer. Als tekstschrijver ben ik vanachter mijn laptop inderdaad constant in gesprek met de lezer die ik voor ogen heb.
Maar welke woorden of toon kies je als je opdrachtgever vraagt om een tekst die én de schilder én de hypotheekman moet aanspreken? Bijvoorbeeld een gemeente of andere (overheids)instantie die via een tekst over onderwerpen wil spreken die elke burger aangaan.
Johan Koning zegt
Dan spreek je je lezer (m/v, Felix ;-)) niet aan als ‘hypotheekman’ of ‘schilder’ m/v, maar als ‘burger’. Hoewel dat natuurlijk een veel breder begrip is, kun je daar volgens mij ook specifieke woorden voor vinden.
Felix van de Laar zegt
Je wereld bestaat uit louter mannen, Johan. Enkelvoud, meervoud, het blijven kerels. Je mist dus de helft van je doelgroep, of lezen en converteren vrouwen niet?
Johan Koning zegt
Hoi Felix, ik ben altijd blij met reacties. Alleen snap ik de jouwe niet precies. Wat bedoel je met ‘het blijven kerels’? Ik heb het toch over ‘is het een hij of een zij’ en later ‘zijn of haar’? Of mis ik zelf iets?