. Bedenk eerst de boodschap.
En vooral: wat wil de lezer weten?
2. Gebruik korte zinnen.
Vijf woorden zijn soms genoeg.
3. Begin met een korte samenvatting.
4. Laat werkwoorden werken.
5. Wees niet lui, bijvoorbeeld door afkortingen te gebruiken.
Schrijversgemak is lezersongemak.
6. Vermijd slordigheid.
Laat mensen meelezen en geef ze daarvoor ook de tijd.
7. Vermijd moeilijke woorden.
Een slimme tekst is zo eenvoudig dat iedereen het begrijpt.
8. Voorkom ambtelijke narigheden.
Zoals bijvoorbeeld jargon, eufemismen, stoppers en tangconstructies.
9. Lees één gedicht per dag, of een paar bladzijden uit een goed boek.
10. Schrijven is schrappen.
Houd het kort, werk met bijlagen of verwijs naar internet.