homepage ambtelijk woordenboek
managen | [p.] 1. besturen; 2. doen |
mandaat | [o.] toestemming |
manifest worden | [m.] duidelijk worden |
mede | [o.] ook |
mededelen | [o.] 1. vertellen; 2. schrijven |
medio | [m.] 1. halverwege (de maand); 2. half |
meenemen | [o.] 1. onthouden; 2. erbij betrekken |
menigeen | [o.] 1. veel mensen; 2. velen |
merendeels | [m.] 1. de meeste; 2. vooral |
met als resultaat dat | [o.] zodat |
met behulp van | [o.] 1. met; 2. door |
met betrekking tot | [o.] over |
met de bedoeling dat | [o.] 1. om; 2. daarom |
met het oog op | [o.] 1. om; 2. daarom |
met het resultaat dat | [o.] zodat |
met name | [o.] vooral |
met referte aan | [m.] (ik) verwijs naar |
met terzijde laten van | [m.] zonder |
met weglating van | [m.] zonder |
middelen | [p.] geld |
middels | [o.] 1. door; 2 met |
mijne heren | [o.] geachte dames en heren |
mijns inziens (m.i.) | [o.] ik vind |
mits | [o.] 1. op voorwaarde dat |
mitsdien | [o.] daarom |
momenteel | [o.] nu |
monitoren | [p.] 1. bekijken; 2. bestuderen; 3. volgen |
motie | [m.] (politiek) voorstel |
motie van wantrouwen | [m.] vragen om vertrek van |
motiveren | [m.] 1. aanmoedigen; 2. redenen geven |
mutaties | [m.] wijzigingen |