Sluit je aan bij Tekstnet!

Het interview als legerexercitie

“Van den Boezem!” Ik spring in de houding: “Yes sir!” Ik zit niet in het leger. En gelukkig ben ik dus ook nooit op deze manier aangesproken. Het is niet bepaald gangbaar om je gesprekspartner met de achternaam aan te roepen. Daarom vind ik het interessant dat we onze geïnterviewden in teksten vaak wél bij de achternaam noemen. Waarom doen we dat eigenlijk? En wat werkt beter: voor- of achternaam?

Eerlijk is eerlijk: zelf was ik er nooit zo mee bezig. Gebruikte in mijn interviews altijd de voornaam, wanneer ik iemand citeerde. Tót een geïnterviewde me er een aantal maanden geleden op aansprak. 

Ze schreef: “Ik kan er nooit zo goed tegen als vrouwen slechts met hun voornaam genoemd worden. Zeker als wij geen kleine meisjes meer zijn. Dat klinkt altijd erg vriendelijk – maar ook niet echt professioneel.” 

Een andere geïnterviewde voegde eraan toe: “Ja, dat is professioneler. Krantenartikelen gebruiken inderdaad, nadat de naam eerst volledig is genoemd, alleen de achternaam.” 

Uiteindelijk kozen we in het magazine waar ik het desbetreffende stuk voor schreef wel voor het gebruik van voornamen, omdat we dat nu eenmaal bij alle interviews in het blad deden. Een redactionele keuze, dus. 

Wat doen anderen?

Toch liet deze mailwisseling me niet los. Steeds als ik nu aan een artikel op basis van een interview begin, twijfel ik even. Voornaam of achternaam? Of misschien een mix van beiden? Ik kom er niet uit. En dus deed ik een klein onderzoekje bij de twee kranten die ik lees. 

  • De Volkskrant schrijft in haar Stijlboek het volgende: “Als een naam voor de eerste keer valt, worden eventuele titel, voornaam, functie of achtergrond vermeld: burgemeester Job Cohen, bondskanselier Angela Merkel, historicus dr. Loe de Jong, Gerard Kleisterlee, bestuursvoorzitter van Philips. In het vervolg van het artikel volstaat de achternaam.” 

Helaas voor mij: dé oplossing blijft uit. En ook argumenten ontbreken.

Zelfonderzoek

Om voor mezelf te testen wat beter werkt, neem ik de proef op de som. Anders dan ik gewend ben, hanteer ik na een introductie met de volledige naam een tijd alléén de achternaam bij citaten. Mijn opdrachtgevers hebben hier doorgaans geen specifieke wensen over, dus ik kan me de vrijheid permitteren. 

Ik experimenteer met achternaam, maar ook met een combinatie van voor- en achternaam. Dat laatste roept soms vraagtekens op bij opdrachtgevers en meelezers, merk ik. Ik krijg dan te horen dat ik toch echt consequent voor het één óf het ander moet kiezen.

Het resultaat

Op de achternaam-stukken komt niet meer of minder feedback dan op mijn voornaam-stukken. De meeste geïnterviewden kan het weinig schelen op welke manier ik naar hen verwijs, in het interview. En opdrachtgevers evenmin. 

Het komt dus op mijn eigen oordeel aan. Voor mij ‘voelt’ het prettiger om de geïnterviewde met voornaam aan te spreken – ongeacht leeftijd, geslacht, functie of andere kenmerken. Maar ja, dat is een gevoel, intuïtie. Is dat genoeg? 

“Van den Boezem!” Nee, dit is niet de manier waarop ik naar mijn geïnterviewden wil verwijzen. Tenzij iemand mij héél goede argumenten geeft waarom het toch anders moet. 

Blijf op de hoogte!

Schrijf je in en je ontvangt via mail updates over nieuwe blogs en berichten.

Loading

Lees meer blogs

Blog koopman-dominee

Wanneer weiger je een opdracht?

Blog

Nu begin ik écht met schrijven

Blog

Interviewen: vergeet je vragenlijst

Blog

Waarom ik tekstschrijver ben geworden

Blog

Algoritme, vandaag even niet

Blog

Een weemoedstemmende eindejaarstraditie: mijn Mailmapjesmoment

Blog

De wereld door de ogen van een tekstschrijver

Blog

Hoe ik ontdekte dat ik helemaal niet fulltime werk