Behalve de nucleaire codes van de wereldmachten is niets geheimer dan het recept van Coca-Cola. We drinken het allemaal, maar hoe we het zelf kunnen maken, mogen we niet weten. En dat accepteren we. Voor teksten ligt het anders. Wil je waardering oogsten en onbegrip vermijden? Deel dan vooral je recept voor een goede tekst.
Geen netwerkborrel met collegae zonder te spuien over die lastige opdrachtgevers. Ook ik doe eraan mee. Ze verknallen je mooie tekst met onnodige aanvullingen. Ze gooien de logische, vloeiende opbouw overhoop. En dat alles met veel, heel veel spel- en taalfouten. Waarom vertrouwen die opdrachtgevers niet gewoon op jouw kennis en vakmanschap?
Wie is de klant?
Wijzen naar de ander als iets verkeerd gaat: het is een natuurlijke reflex. Jij hebt geschreven vanuit je kennis en ervaring. Het ligt dus niet aan jou, maar aan die eigenwijze opdrachtgever. Maar wie is die opdrachtgever eigenlijk? En hoe staat hij tegenover jou?
Die opdrachtgever wil een doel bereiken en heeft daarvoor een tekst nodig. Zelf is hij geen goede schrijver, dus benadert hij jou. Jij weet wanneer een tekst goed is en wat wel en niet werkt. Hij heeft die kennis minder. Dat kun je ook niet verwachten.
Onzekerheid
Terwijl jij zwoegt, zit je klant in onzekerheid. Is het wel zo’n goede professional aan wie hij zijn geld uitgeeft? Wat doet die tekstschrijver nu eigenlijk? Rotzooit hij maar wat aan? Hij laat maar niks van zich horen…
Uiteindelijk lever je de klant waar hij om vroeg. Hij is verbaasd. Waarom zo’n korte tekst? Wat heeft die schrijver al die tijd gedaan? OK, het ziet er duidelijk uit. Maar meer tekst is meer informatie, toch? Beter te veel dan te weinig. Toch maar zelf aanvullen dan. Dan weet je zeker dat de lezer alle informatie krijgt.
Zo zie jij je tekst terug in de vorm die je wilde vermijden. Veel te lang, slecht opgebouwd. Onnodige herhalingen. En de onvermijdelijke spel- en taalfouten.
Open de keuken
Je kunt dit voorkomen. Door je keuken te openen en de opdrachtgever een blikje te gunnen. Laat hem zien wat je doet en vooral: waarom. Toon je opdrachtgever wat jouw vak inhoudt. Je doet niet zomaar iets, je denkt erover na.
Voordat ik aan de slag ga, heb ik een gesprek met de opdrachtgever. Natuurlijk bespreken we de opdracht zelf. Maar ik verklap ook hoe de tekst tot stand komt. Ik vertel dat ik niet alleen schrijf, maar ook informatie zoek en lees, wat de nodige tijd kost. Ik brainstorm over de structuur en de tone-of-voice. En aangezien kort en bondig beter werkt, schrap ik er op los.
In contact blijven
Tijdens het schrijfproces blijf ik in contact met de opdrachtgever. Ik stuur ruwe aanzetjes op. Wat is de eerste indruk? Is dit wat hij ongeveer voor ogen heeft? Soms reikt de opdrachtgever suggesties aan. Die kunnen hout snijden, maar de plank ook totaal misslaan. In het laatste geval leg ik subtiel uit waarom het beter is het niet te doen.
De blik in je keuken. Waarom zou je die iemand niet gunnen? Jouw tekst is niet volgens een geheim recept gemaakt. Je bent geen vijfsterrenkok die zijn geheimen verborgen houdt voor de concurrent. Je bent geen fabrikant van een ongezonde frisdrank en al helemaal geen hoeder van nucleaire codes. Jij hebt kennis waar de ander het volste recht op heeft.
Voor het gemak heb ik klant en tekstschrijver hier ‘hij’ genoemd, omdat herhaaldelijk ‘hij/zij’ nu eenmaal niet vlot leest. Je kunt hier natuurlijk ook ‘zij’ lezen.