Interviewen is leuk. Schrijven is leuk. Maar dat geregel dat eraan vooraf gaat … wat een gedoe. Ik ben er niet voor in de wieg gelegd.
Of ik voor een website van het moederbedrijf 8 korte, flitsende webteksten wil schrijven over 8 verschillende afdelingen. Ja, dat wil ik. Graag! Ik moet alleen even met 8 verschillende afdelingsmanagers een afspraak maken voor ruim 20 gesprekken met allerlei dezen en genen. Wat je weet dat er gaat gebeuren gebeurt. De autoreply doet haar werk. En ik kom terecht in een web van managementondersteuners die hun baas afschermen, de boot afhouden of zelf ook de autoreply aan hebben.
Echt, ik hou van mijn vak. In alle rust bereid ik interviews voor. Voor gesprekken neem ik tijd. Ik vind het leuk om telkens weer wildvreemde mensen het hemd van het lijf te mogen vragen. En dan het schrijven zelf: hier achter mijn eigen grote oude keukentafel op mijn eigen kamertje. Ik herkauw als het ware die gesprekken. Ik knip, schik, herschik, plak en bewerk alles, net zo lang tot er staat wat er moet staan. Leuk werk. Mooi werk.
Alleen dat geregel voordat je eenmaal aan die keukentafel zit.
Mijn deadline ligt nog best ver weg. Eind juni. Maar zo tussen Pasen en Pinksteren blijkt het bijkans onmogelijk om mensen te bellen. En vakanties beginnen steeds vroeger en duren steeds langer. De autoreply’s noemen al data halverwege juni. Dan is hun baas weer thuis. Dan kunnen we een afspraak maken. Voorzichtig vraag ik mijn opdrachtgever of die deadline ook nog enige speelruimte heeft? Het antwoord is luid en duidelijk en komt niet van de autoreply: ‘nee’. ‘Maar gaat het lukken?’, vraagt hij ietwat bezorgd. Ik antwoord naar eer en geweten:
‘Men is volgens mij gewoon erg druk en het zijn rare weken. Ik maak me nog geen zorgen. Komt goed, zeiden mijn zoons dan bezwerend. En ze hadden eigenlijk altijd gelijk.’
Toch nog maar even een rondje bellen. Eerst het zuur. Dan het zoet.