Sorry, het moet me toch eens van het hart. Sommigen van jullie denken dat iedereen een tekstje kan schrijven. Laat ik die mensen dan iets verklappen: dat is niet zo. Anders zou je mij niet inhuren tegen een aanzienlijk uurtarief, toch?
Als ik een tekst naar jou stuur ter revisie, dan verwacht ik dat je daar opmerkingen over hebt. Zoals: deze alinea vind ik niet zo duidelijk. Of: wat je hier schrijft, klopt niet helemaal. Kun je het nog wat inkorten? Mag de kop pakkender? Dat kan ik allemaal hebben.
Zaterdagamateurs
Maar niet dat je er als een eindredacteur van de zaterdagamateurs doorheen gaat. Mijn actieve zinnen omzet in de lijdende vorm. Een rode streep zet door ‘verzachten’ en dat vervangt door ‘mitigeren’. Of het toppunt dat ik ooit heb meegemaakt: dat je een interview zó verminkt, dat er niets meer klopt van het perspectief.
Het perspectief? Ja, zo noemen wij schrijvers dat. Je hebt er drie: het ik-perspectief, het personale perspectief en het auctoriale perspectief, ook wel de alwetende verteller genoemd. Er is met een beetje goede wil nog een vierde perspectief: het jij-perspectief. Toevallig is deze tekst daarin geschreven.
Bij de bakker
Dit mag je als opdrachtgever allemaal weer vergeten hoor. Laat dat soort dingen maar aan ons over, de vakmensen. We willen heus niet arrogant overkomen en jullie doen dit gelukkig echt niet allemaal. Maar zeg eens eerlijk, zou je dit ook durven bij de bakker? Dat je wat extra gist in zijn beslagkom mikt omdat het brood daar volgens jou beter van wordt? Nee hè?
We zijn overigens niet de enige vakmensen met deze frustratie. Fotografen hebben er ook veel last van. Iedereen kan een foto maken toch? En laatst hoorde ik een vormgever verzuchten: ‘Nee hè, niet weer zo’n zelf in elkaar gefröbelde PowerPoint.’
Lijden in stilte
We zeggen er ook niet altijd wat van. Soms houden we onze mond en lijden in stilte. Ik heb het een tijdje terug eens aan mijn vakgenoten bij Tekstnet voorgelegd. Het was helaas voor iedereen herkenbaar. Sommige dappere collega’s gaan het gesprek aan. Zij proberen de opdrachtgever uit te leggen waarom hun verbeteringen geen verbeteringen zijn.
Iemand gebruikte zelfs dreigen als tactiek: ‘Wil je dat dit gelezen wordt? Bij deze zin ben je namelijk de helft van je lezers kwijt.’ Anderen zijn bang om als een schoolmeester over te komen of handelen simpelweg pragmatisch. De klant is koning en de schoorsteen moet roken. Of ze laten het ervan afhangen of hun naam erbij komt te staan. Zo’n visitekaartje wil je namelijk niet.
Slechts een enkeling schrijft uit frustratie een blog.
Paulina zegt
Ik ga voortaan ook de proeven opeisen, want laatst is daar toch echt het een en ander misgegaan, en helaas was het toen al met mijn naam erbij gepubliceerd. Blijkbaar moest er voor de vormgeving nog iets worden ingekort. In plaats van dat ze bij me terugkomen, gaat (denk ik) de vormgever er zelf mee aan de slag. Gevolg: weggevallen spaties, punten in afkortingen veranderd in komma’s, en zinnen die niet meer lopen. Ik schaam me dood.
Lonneke Lodder zegt
Ah nee, wat balen! Zoiets kun je dan meteen niet meer aan een mogelijke nieuwe opdrachtgever laten zien als voorbeeld van je werk…
Aleid Bos zegt
Of juist wel en zeggen: ‘Kijk, zo ging het bij mijn vorige opdrachtgever. Maar zo gaan wij niet samenwerken, hè? Wij zijn zorgvuldig tot de laatste punt.’ Bespreek je het meteen vooraf. Als de opdrachtgever dan glazig kijkt, dan weet je wat je te doen staat.
Lonneke Lodder zegt
Goed idee om dit vooraf te bespreken! Maar toch zul je soms je verlies moeten nemen als tekstschrijver. Als een opdrachtgever graag ‘mitigeren’ wil gebruiken (want zo noemen wij dat), dan kun je een keer uitleggen dat dit jargon is dat de gemiddelde lezer niet zal volgen. Sommige opdrachtgevers zullen dit van je aannemen. Anderen zeggen: ‘En toch wil ik het zo.’