Een eindredacteur is ook maar een mens
Ongeveer twintig Tekstnetters schoven op 18 februari een middag lang aan bij allround journalist/schrijver Nicoline Baartman, die met smaak over haar vak vertelde. De kennismakingsronde leverde een rijk geschakeerd beeld op. Van ervaren eindredacteuren, via af-en-toe redacteuren tot tekstschrijvers die zich voor hun eigen schrijfwerk wilden laten inspireren. De uitgesproken verwachting dat we in de workshop een theoretische ondergrond zouden krijgen, werd subiet de kop ingedrukt. Het kan immers altijd anders, er zijn meerdere manieren om het eindredacteurschap uit te oefenen.
Een eindredacteur zit zowel aan het begin als aan het eind van het uitgeefproces, dat geldt zowel voor tijdschriften als voor (landelijke, regionale en lokale) kranten en andere publicaties. Hij of zij denkt mee over onderwerpen en invalshoeken, bewaakt de bladformule, stuurt de productie aan, regelt de juiste illustraties en bewaakt de kwaliteit. Een beetje eindredacteur houdt het hele proces in de gaten. Wie een auteur bij de start een slechte briefing geeft, kan aan het eind van de rit voor verrassingen komen te staan. Of zoals Nicoline Baartman het formuleert: idealiter ben je schrijver en kritische meelezer ineen.
17 tips
Met een uitstalling van diverse tijdschriftartikelen werden de workshopdeelnemers uitgedaagd hun commentaar te geven. Welke kop is goed? En waarom dan? Hoe lang is de intro? Is de lead goedgekozen? Mist daar niet een chapeau? En wat doet die streamer met het stuk? Dat alleen al de terminologie voor enige verwarring zorgde, mocht de pret niet drukken. Het zorgde voor een levendige discussie – want is ’17 tips’ nu wel of niet een goede kop? – en een bescheiden basis om vervolgens zelf aan het werk te gaan.
Iedereen ontving een interview, een platte tekst, zoals deze bij een eindredacteur was ingeleverd. Aan ons de schone taak er een mooie kop boven te maken, alsmede er aan te doen wat we noodzakelijk vonden om het artikel op te tuigen. De eerdere opmerking dat er vele wegen waren die naar Rome leidden, werd direct bevestigd. Twintig deelnemers, (bijna) twintig verschillende koppen. En bijna evenzoveel verschillende aanpakken om de tekst publicabel te maken.
‘Zullen we deze alinea maar schrappen?’
Na deze tekst volgde een aantal kortere teksten met gevarieerde onderwerpen als obesitas, pompoenrecepten, tekenbeten en de kaak van een prehistorische mens. Al snel klonk er gezucht en gesteun van de tweetallen die zich over de teksten bogen. ‘Pff, dat valt niet mee’, ‘als we nu dit als intro nemen’, ‘laten we de invalshoek aanpassen’, ‘zullen we deze alinea maar schrappen?’…
Na een tijdje aanrommelen, kwam het verlossende woord. De eerste reactie was eigenlijk de beste geweest: deze teksten moest je helemaal niet willen gebruiken. Want ook dat is het werk van een eindredacteur. Deze mag nooit uit het oog verliezen dat de lezer uiteindelijk de belangrijkste factor in het geheel is. De relatie met de auteur is van groot belang, maar als het verhaal niet binnen de bladformule past of de juiste invalshoek mist, dan moet een eindredacteur streng kunnen zijn. Ook naar zichzelf toe overigens, want – zoals we eerder al constateerden – staat hij of zij zowel aan het begin als aan het einde van het productieproces.
Verslag: Ingrid van der Vlis, www.tijdelijk.info