Een wit vel en een knipperende cursor. Nog maar een rondje koffie. Afdwalen naar LinkedIn en verschillende nieuwssites. Terug naar dat onbeschreven blad. Een diepe zucht. Soms is de inspiratie ver te zoeken.
De laatste loodjes wegen het zwaarst. Als tekstschrijver herken ik die uitspraak niet. Het is niet het afronden van het werk dat een doorsnee klus pittig maakt, maar juist het maken van een begin. Want hoe kom ik aan die vlijmscherpe invalshoek, die nieuwsgierigmakende beginzin of een opbouw die de lezer niet meer loslaat?
Begin nou eens!
Natuurlijk: de crux zit ‘m voor een groot deel in de voorbereiding. Want de vragen die je stelt aan een geïnterviewde of aan je opdrachtgever, het voorwerk dat je doet: ze leiden uiteindelijk naar dé tekst.
Maar hoe goed mijn voorbereiding ook is: aan de slag gaan, kost me soms meer tijd dan me lief is. ‘Begin nou eens’, maan ik mezelf gefrustreerd, als een echte baas. En – tadaa, verrassing – dat helpt natuurlijk voor geen ene meter.
Gedwongen creativiteit
Want les één voor inspiratie is: forceer niets. En dat is moeilijker dan je denkt. Vergelijk het met slapen: ook dat kun je niet afdwingen. Toen ik een periode slecht sliep, deed ik een cursus. In plaats van slapen, leerde ik wakker liggen. En voilà: ik sliep weer. Zo werkt het met inspiratie ook. Ik accepteer (tot op zekere hoogte) dat het schrijven niet wil vlotten. Geef mezelf ruimte, laat het gaan. Wandel een rondje, lees een boek, bel een buddy – en de inspiratie dient zich vanzelf weer aan wanneer ik er totaal niet op zit te wachten.
Pingpongbrein
Er is meer dat mijn inspiratie in de weg staat. Veel meer. Drie, vier, vijf verschillende projecten, nog een offerte en een paar onbeantwoorde mails bijvoorbeeld. Ze vragen allemaal een klein stukje van de ruimte in mijn bol. Mijn gedachten pingpongen tussen alles wat nog moet gebeuren. Maar wil ik écht creatief zijn, dan heb ik alle ruimte in mijn hoofd nodig.
Begin ruw, polijst later
En mijn nummer één creativiteitskiller? Dat is: het meteen perfect willen doen. Meteen met die ‘wauwie-huppel-huppel-beginzin’ te komen. Hoppa, zo uit het mouwtje geschud. Hoewel ik soms denk dat andere tekstschrijvers dat kunnen, weet ik stiekem wel beter.
En dus begin ik gewoon te typen, het eerste wat in mijn hoofd opkomt. Vergelijk het met een beeldhouwer. Van de ruwe steen kapt hij eerst de grote stukken weg. Daarna komt het fijnere gereedschap: de contouren van de sculptuur komen steeds beter in beeld. De laatste stap is het polijsten. Ik sta mezelf toe om in eerste instantie ‘slecht’ te schrijven. Ik zorg eerst dat het op papier komt, dat is de ruwe steen, en polijst later. Die gedachte maakt een wereld van verschil.
En kijk nou: op dat lege vel met die zenuwachtig knipperende cursor staat ineens dit blog. Levert mijn gebrek aan inspiratie toch nog iets goeds op.
Foto van MatteoPhotoPro2020 via Pixabay.
Sara Terburg zegt
Herkenbaar, Iris. Ik begin soms weleens onderaan, bij de allerlaatste vraag die ik gesteld heb. Omdat het dan lijkt alsof ik al heel ver ben😉 Ff een liedje zingen wil ook weleens helpen.