Ik heb ze net weer achter de rug. De niemand-wil-mij-ooit-nog-inhuren-maanden. En ik weet wat er nu in het verschiet ligt. De ik-heb-echt-veel-te-veel-werk-maanden. Het gebeurt elk jaar weer, maar wennen doet het nooit.
Het onzekere inkomen van een freelancer. Toen ik nog in loondienst werkte, dacht ik altijd dat ik daar heel slecht van zou slapen. Geef mij maar dat vaste bedrag waar ik maandelijks op kan rekenen, dacht ik toen. Zalige voorspelbaarheid.
Gelukkig ging ik in 2016 toch het avontuur aan; ik werd zelfstandig tekstschrijver. Het was uit nood geboren, dat geef ik onmiddellijk toe. Ik wilde emigreren naar de noordkust van Spanje. Werken met de Nederlandse taal ging daar niet meer met een baan in loondienst.
Interen op spaargeld
En tjonge, wat waren mijn inkomsten in die eerste jaren grillig. Beginnend zzp’er zijn én emigrant, het was geen ideale combinatie. Ik zat bovendien nog in het pré-coronatijdperk: werken op afstand was bij lange na niet zo normaal als nu. Zonder buffer had ik die eerste jaren niet overleefd.
Sliep ik er slecht van? Heus wel eens een nachtje. Ik teerde in op mijn spaargeld en dat ging ik niet jarenlang volhouden natuurlijk. Maar ik merkte ook dat ik eindelijk deed wat bij me paste en dat ik er goed in was. In vertrouwen zette ik door. En langzamerhand kreeg ik meer opdrachten en namen de inkomsten toe.
Onregelmatige opdrachtenstroom
Maar één ding veranderde niet: de stroom opdrachten bleef onregelmatig. Soms was het een vloedgolf en op andere momenten droogde het vrijwel op. Het hoort bij het bestaan van zelfstandig tekstschrijver, stelde ik mezelf gerust. Zeker als je vooral losse, grotere opdrachten doet. Dit soort tekstklussen poppen plotseling op, en je weet nou eenmaal nooit precies wanneer.
Ik begon wel een jaarlijkse cyclus te herkennen. In augustus trekt het werk aan en de laatste maanden van het jaar zijn piekmaanden. Ik werk veel voor overheidsorganisaties en dan moeten de budgetten op. De eerste maanden van het nieuwe jaar is het jaarverslagseizoen en dan neemt het werk af. Mijn dal ligt in de maanden mei, juni en juli.
Ik krijg nooit meer werk
Inmiddels hou ik er rekening mee. Ik plan steeds vaker een lange vakantie in het late voorjaar. En toch betrap ik mezelf er elk jaar weer op; ergens in de loop van juni neemt de onrust toe. Help, ik krijg nooit meer werk! Ze hebben eindelijk door dat ik helemaal niet kan schrijven!
Zo ook in de zomer van dit jaar. Ik deed wel klusjes, maar geen dingen die zoden aan de dijk zetten. In augustus zou ik voor het eerst in zeven jaar een hele maand in Amsterdam verblijven. Ik noemde het geen vakantie, want mijn laptop ging mee. Maar tot diep in juli was er nog geen substantieel werk in zicht. Dit komt nooit meer goed, dacht ik.
Op de eerste dag in mijn oppashuis plofte er een mail van een oude opdrachtgever in mijn mailbox. Had ik tijd voor een spoedklus van een maand? Gretig zei ik ja. En zo moest ik opeens woekeren met mijn tijd in Nederland.
Het najaar dreigt inmiddels ramvol te lopen. Veel te veel werk. Gaat echt nooit lukken.
Hans Zijlstra zegt
Heel herkenbaar verhaal. Ik zit net in de weten-ze-nog-wel-wie-ik-ben-maanden. Heb een paar leuke opdrachten, maar te weinig doorlopend werk. Laat her en der in onderwijsland mijn neus zien op zoek naar nieuwe opdrachten. Succes tijdens de veel-te-veel-werk-maanden!
Johan Koning zegt
De laatste jaren leert de ervaring: juist op het moment dat de opdrachtenportefeuille (die eigenlijk gewoon mailbox heet, maar dat klinkt lang niet zo chique) leeg dreigt te raken, melden zich de eerste nieuwe opdrachten. Heel frappant. En toch: dat gevoel als die mailbox steeds leger wordt…
Iris van den Boezem zegt
Ik houd me nog steeds aanbevolen voor een ‘dat-komt-nooit-meer-goed-praatclubje’ voor de mindere maanden, haha. 🙂 Herkenbaar en sterk blog, Lonneke!
Lonneke Lodder zegt
Ja haha, briljant idee!
Corianne Roza zegt
Daar wil ik ook wel bij. Ik verklaar mezelf voor gek dat ik na dertig jaar nog steeds onrustig wordt van de gebruikelijke dip.
Marieke zegt
Haha zo herkenbaar!