homepage ambtelijk woordenboek
aan de hand van | [o.] 1. met; 2. door |
a priori | [o.] vooraf |
aandachtig | [o.] goed |
aangaande | [o.] over |
aangezien | [o.] omdat |
aanmerkelijk | [o.] 1. groot; 2. belangrijk; 3. vrij sterk |
aansturen | [m.] 1. leiding geven; 2. sturen |
aantrekken (personeel) | [m.] mensen in dienst nemen |
aanvang | [o.] 1. begin; 2. start |
aanvankelijk | [o.] 1. eerst; 2. eerder |
aanvliegen | [p.] 1. benaderen; 2. aanpakken |
abusievelijk | [m.] 1. per ongeluk; 2. door een vergissing |
accentverleggingen | [m.] 1. op andere dingen letten; 2. nadruk leggen op; 3. stoppen |
acceptatie | [m.] goedkeuring |
accommodatie | [m.] 1. gebouw; 2. locatie |
accorderen | [m.] instemmen met |
achten | [o.] 1. vinden; 2. van mening zijn |
achttal | [o.] acht |
activiteiten voortzetten | [o.] doorgaan |
actualiseren | [p.] 1. aanpassen; 2. moderniseren |
acuut | [m.] 1. direct; 2. onmiddellijk |
ad | [o.] 1. van; 2. tegen een bedrag van |
ad hoc | [o.] 1. direct; 2. plaatselijk; 3. tijdelijk |
additioneel | [m.] 1. toegevoegd; 2. extra |
adequate | [m.] 1. passend; 2. juist |
adhesie | [m.] 1. instemming; 2. steun |
adhesie betuigen | [m.] 1. instemmen; 2. steunen |
adstrueren | [m.] 1. verduidelijken; 2. toelichten; 3. bewijzen |
afdoening | [o.] 1. afhandelen; 2. afsluiten |
affirmatief | [m.] bevestigend |
afgezien van | [o.] behalve |
afronden | [p.] 1. afmaken; 2. beëindigen |
aftikken | [p.] 1. controleren; 2. beëindigen |
afvloeiing | [m.] vermindering |
al dan niet | [o.] 1. of; 2. wel of niet |
aldaar | [o.] 1. daar; 2. op die plaats |
aldus | [o.] 1. zo; 2. op die manier |
alloceren | [m.] toewijzen |
alom | [o.] overal |
als gevolg van | [o.] door(dat) |
als ware | [o.] 1. als; 2. alsof |
als zodanig | [o.] zo |
alsdan | [o.] 1, dan; 2. alleen dan |
alsmede | [o.] 1. ook; 2. en |
alvorens | [o.] voordat |
ambivalent | [m.] 1. dubbel; 2. twijfel |
amendement | [m.] wijziging in officiële (wet)tekst |
amotie | [m.] sloop |
amoveren | [m.] slopen |
ampel | [m.] uitgebreid |
analoog aan | [m.] 1. zoals; 2. vergelijkbaar met |
anciënniteit | [m.] 1. rangorde; 2. plaats op wachtlijst (hoger of lager) |
andermaal | [o.] 1. opnieuw; 2. weer |
anderzijds | [o.] aan de andere kant |
animo | [m.] belangstelling |
annonce | [m.] aankondiging |
anticiperen | [m.] 1. verwachten; 2. vooruit lopen op |
appellant | [m.] 1. partij die in hoger beroep gaat; 2. protesterende |
appelleren | [m.] 1. in hoger beroep gaan; 2. protesteren |
appelleren aan | [m.] 1. een beroep doen op; 2. aanspreken |
autonoom | [m.] 1. zelfstandig; 2. onafhankelijk |