Dit betekend. Het staat er echt. Hoe langer ik naar deze twee woorden staar, hoe groter ze lijken te worden. Laat het niet waar zijn. Niet in dit artikel waar ik zo trots op ben. Al dagen wachtte ik de postbode op, vijf minuten geleden klonk eindelijk de welbekende plof op de deurmat. En nu dit.
Ziekenhuisbacterie
Ik ren naar boven, klap mijn Macbook open en zoek het documentje dat ik de opdrachtgever heb gestuurd. Nee, deze fout heb ík niet gemaakt. Hij is erin geslopen tijdens de eindredactie. Ironisch genoeg werd de tekst slechter in het proces dat juist bedoeld is voor verbetering. Alsof je naar het ziekenhuis gaat en een ziekenhuisbacterie oploopt.
Kliko
Mijn humeur raakt in een vrije val. Mijn eega doet verwoede pogingen om me op te vrolijken: dit is niet mijn schuld en ik had dit op geen enkele manier kunnen voorkomen. Het zal allemaal wel. Voor mij telt nu alleen dat duizenden lezers een tekst lezen met mijn naam erboven en een kinderlijke fout erin.
Flinke afknapper dus. In de kliko met dat tijdschrift.
Verwijten
Ik schat dat zo’n 75% van mijn werk onlinetekst is. Voordeel daarvan is dat je foutjes altijd kunt corrigeren. In mijn webteksten tref ik soms aanvullingen van de opdrachtgever aan die stijfstaan van de spel-, taal-, en stijlfouten. Een vriendelijk, subtiel mailtje is dan meestal voldoende. Maar op het goeie ouwe papier is een fout niet meer terug te draaien.
Mijn verwijten aan de eindredactie zijn niet mild. Die lui hebben verdikkeme een urencontract en leven in de weelde van financiële zekerheid. Daar mag toch tegenover staan dat ze hun werk naar behoren doen.
De mail
Ik klap mijn MacBook weer open en begin met een mail aan de opdrachtgever. Voortdurend kijk ik mezelf op de vingers. Blijf ik wel vriendelijk? Klinkt er niet te veel irritatie in door?
Op ‘verzenden’ druk ik niet. Want wat heeft het eigenlijk voor zin? Correcties zijn toch niet meer mogelijk. En wat als tussen de regels door toch de irritatie doorklinkt? Uiteindelijk moet ik ze toch te vriend houden. En dicht gaat de laptop weer.
Mildheid
Met de uren zakt de irritatie om plaats te maken voor mildheid. Hoe cliché het ook klinkt: iedereen maakt fouten, ook de beste eindredacteur. Uiteindelijk zijn het net mensen, die opdrachtgevers.
Het is gênant dat de fout van een ander mijn werk verslechtert. Maar het is niet het einde van de wereld. Ongetwijfeld zullen lezers de fout opmerken, maar wie zal deze blijvend koppelen aan mijn naam?
Ordner
De mail staat nog altijd in mijn concepten. Uiteindelijk heeft hij wel degelijk een functie gehad, namelijk het ontladen van mijn frustratie. Het tijdschrift heb ik weer uit de kliko gevist. Het heeft een plaatsje gekregen in een ordner in mijn werkkamer. Geen verdomhoekje, maar evenmin een plek waar ik er nog veel aandacht aan zal schenken. Voor dit geval de ideale manier van afstand nemen.
Sonja van Poortvliet zegt
Hoi! Dat doet me denken aan een artikel dat ik schreef over toepassingen voor laaggeletterden. Het artikel werd gepubliceerd in een magazine. Drie keer raden wat er prominent in de kop stond: laaggeleterden. Ik schrok me dood. Hoe had ik dit over het hoofd kunnen zien? Gelukkig bleek ik het correct te hebben aangeleverd. Toch vond, en vind, ik het pijnlijk. Zeker gezien het onderwerp van het artikel.
Anneke Kranenburg zegt
Onlangs maakte ik mee dat een opdrachtgever ‘iemand die er verstand van had’ over mijn schouders mee liet kijken. Het ging om teksten voor een gloednieuwe site, over materie waar ik veel schrijfervaring mee heb. Deze teksten werden bovendien gebruikt voor andere promodoeleinden, waaronder brochures. Deskundigen zijn van harte welkom. Graag zelfs. Samen scherp. Totdat ik mijn conceptteksten terugkreeg van ‘iemand die…’. Bomvol fouten op allerlei gebied, te weinig kennis van zaken en een discussiestuk op zich. Ik ben toen uit mijn slof geschoten, zonder tot 10 te tellen. De opdrachtgever zag waar ze de mist in waren gegaan en pakte het gelukkig goed op; we wisselden excuses uit en mijn teksten werden gebruikt. Enerzijds fijn, maar toch had ik er last van. Zo’n actie is niet bepaald elegant en achteraf gezien zou ik het zeker anders hebben aangepakt. Tot ver boven de 10 tellen dus, maar wel degelijk contact opnemen. Iets voor de volgende keer.
Christine van Eerd zegt
Je bent zo te lezen niet de enige die dit is overkomen. Ook op LinkedIn maakt jouw blog heel wat reacties los: https://www.linkedin.com/posts/tekstnet-beroepsvereniging-van-tekstschrijvers_als-de-ander-je-werk-verprutst-tekstnet-activity-6694319797670342656-qaoC
Hans Smit zegt
Het kan nog erger. Ik schrijf voor vakbladen en dan luistert het allemaal erg nauw met formuleringen en omschrijvingen. Dan lever ik een tekst in die door de geïnterviewden is gecorrigeerd op onjuistheden (die techneuten vinden altijd wel wat, maar dat is niet erg) en dan gaat een eindredacteur de tekst alsnog inkorten of er een andere kop boven zetten die de lading niet meer dekt. Jeuk onder mijn nagels krijg ik er van! Ik kan lastig aan mijn geïnterviewden melden dat hun tekst na hun correctierond alsnog verknald kan worden.
Johan Koning zegt
Precies zoals de vorige schrijvers ook al schreven: ik zou er zeker een mailtje aan hebben gewaagd. Ik vind het wel bijzonder knap van je dat je dat toch (nog?) niet hebt gedaan.
Jorica zegt
Ja, ik zou er ook zeker nog een mailtje aan wagen hoor! Heel vervelend als zoiets gebeurt!
Steven van der Jagt zegt
Tja. Dit was in november, dus het zou nu wel heel rijkelijk laat zijn.
Marlies zegt
Wat goed dat je uiteindelijk zo mild kon worden, Steven. Maar ik zou toch wel een vriendelijk mailtje sturen naar je opdrachtgever en de eindredacteur. Voor je opdrachtgever om te laten zien dat jij die fout niet hebt gemaakt. En voor de eindredacteur om daarvan te leren. Misschien met een link naar deze blog erbij?
Steven van der Jagt zegt
Haha, het kan nog. Hij staat nog altijd in de concepten. Maar het bewuste artikel was van november vorig jaar. Dus ik zou nu wel heel laat zijn.